1e Stamvader Janne, heer van Campenhout, Baron van Brabant.

Jan, heer van Campenhout 1080 – 1142

Om de gangen na te gaan van Jan, heer van Campenhout volgen we de geschiedenis van de familie van Wouter II ‘Draekenbaard’ van Grimbergen (ook wel genoemd Walter Berthout II, heer van Grimbergen).

Wouter I Berthout
I
Arnout Berthout 1100 – 1147
I
Wouter II Berthout 1130 -1180 – Gerard Berthout 1132 – ?

De Grimbergse oorlog ontstaat vanwege het feit dat Arnout Berthout, heer van Grimbergen en Mechelen, weigert nog langer de heerschappij van Godfried I de Bouillon te erkennen. Het hertogdom waaronder ook Grimbergen valt moet namelijk aan Godfried I pacht/leengeld betalen om in Grimbergen te wonen en te leven. Arnout is dit zat en geeft aan dat hij alleen god en keizer Hendrik II van Limburg erkent en geen zin meer heeft om nog langer aan de leeneed te voldoen. Om nog machtiger te worden dan het hertogdom, bouwen de Berthouts rond 1100 een burcht op de Senecaberg in Grimbergen. Tevens breiden zij hun gebied uit door de zuidelijke plaatsen beneden Grimbergen tot diens grondgebied te nemen.

De abdij van Grimbergen en brouwerij wordt  tussen 1126 en 1128 gesticht door abt H. Norbertus van Xanten in opdracht van de familie Berthout.

Godfried I zint op wraak en verzoekt de keizer om hem een leger te sturen. Keizer Hendrik II weigert dit, wil zich hier niet mee bemoeien. Voordat Godfried I wraak kan nemen, overlijdt hij rond 1100 door een val van zijn paard.

Zijn opvolger, zoon Godfried III, is dan pas twee jaar oud. Vier voogden worden hem toegewezen: Geraart, heer van Wesmale (Westmalle) Jan, heer van Bierbeke (Bierbeek), van Diest en van Wemmele (Wemmel).

Door de verwarring rond de dood van Godfried I, volgt het plan om het dorp Nettelaar, incl. de burcht van Nettelaar, aan te vallen. Arnout, Wouter II en Gerard, heren van Grimbergen doen de aanval en krijgt hierbij de hulp van de heer van Keppelen (Kapellen), Lodewijk I van Loon (Wouter II was getrouwd met diens dochter Bonne) Coenrad van Buren en Jan van Arkel (Gelderland, NL).

De strijd duurt 3 dagen en het leger van Godfried I de Boullion moet zich uiteindelijk terugtrekken naar Brussel.

Tijdens de Grimbergse oorlog, na de slag bij Ransbeek in 1142 wordt de burcht en abdij van Grimbergen door Godfried III met de grond gelijk gemaakt en vluchten de familie Berthouts naar Ninove, nabij Aalst in België. In 1159 komt er een eind aan de Grimbergse oorlog.

In het Riddergedicht uit de XIVe eeuw over de Grimbergse oorlog wordt Jan, heer van Campenhout beschreven als:
Doorgewapende ridder met een wit zilveren helm, op een ravenzwart paard met schild en zijden banier in de kleuren wit en groen.

Vers 260. pag. 14
Daer quam her Jan van Campenhout
Met sire manschap wale,
Riddelike met grooter ere

Vers 4680. pag. 212
Daer quam gereden met geninde
Mijn her Jan van Campenhout,
Wel dorwapent menigfout
Met wapenen, die hem wel stoeden.

Vers 4690. pag. 213
Sijn baniere, na mijn vermoeden,
Bracht men gemaict voir hem dair
Van cynopr, dat es waer,
Met enen hoede van silvere wit.
Hij sat op een ors mit,
Dat swerter was dan een rave,
Dat liet hy vaste henen draven
Daer hi den strijt sach aldermeest.
Her sachene comen ongevreest
Die here van Ercle (Arkel), daer hi hilt,

Vers 4700.
Verdect onder sinen scilt,
Ghewapent als een lantshere.
Den scilt voerdi, min no mere,
Van silvere met vaeschen twee
Van kele, min no mee,
Gecasseleert rikelije fijn:
Selc was baniere sijn.
En ’t iertst dat hi Janne sach,
Nam hi een spere, sonder verdrach,
Ende geraieten in sijn side
Op de plate, hi dorstac,
Ende spere gaf ene groten crac;
Het brac in menighen stuc,
Dat was wel sijn geluc,
Anders ware hi bleven doot;
Doch haddi een wond niet te groot,
Dies haddi groot ongedout.
Mijn her Jan van Campenhout
Geraecten also weder,

Vers 4720. pag. 214
Dat hi viel ter erden neder.
Over zijn voete sprane hi ter vaert,
Ende gegreep sijn goede paert,
Dat men ten rechte mocht loven,
Ende spranc in den sadel boven,
Die rikelic was te sien an;
Ende van Campenhout, mijn her Jan
Keerde hem wederomme doe,
Ende trac sijn sweert uter scoe.
Die here van Ercle (Arkel) es op hem comen.
Die oie heeft sijn sweert genomen,
Ende sloechen opten helm boven,
Datter die splinteren uit vlogen ,
Ende d’orse is voorwaert ghesprongen,
Soe dat elc anderen weirt gedronghen
Metten volcke dat dair tusschen quam……

Vers 6120. pag. 276
Dair bleven doot die heren fier,
Die ie u sal noemen hier:
Van Diest, Rotselaer, Wesemale, Bierbeke, Marbais, Leefdale,
Van Hoesdene, van Trasengijs,
Van Hoorne, van Reves, die prijs
Hadden dicke verwonnen groot.
Oic bleven dair die heren doot:
Van Dongelberghe, van Campenhout…..
Ende van Wavere die here stout;
Van Hildeberghe heer Waltier,
En her Reniere van den Balier;
Her Willem, her van Wespelaer,
Ende menich ander bleef daer

Jan, heer van Campenhout wordt in 1142 gedood door Jan, heer van Arkel bij de slag van Ransbeek.

Dat Grimbergen en omringende gebieden na de oorlog verdeeld en opgenomen worden in de hertogelijke gebieden blijkt uit een oorkonde uit 1145 van Godfried III, hertog van Brabant voor de Benedictijnabdij van Vorst (Brussel). Deze oorkonde wordt mede ondertekend door Walterus, zoon van Jan van Campenhout.

Onderzoek afgerond september 2019

.